Monotremata zijn slechts twee kleine families van eierlegende zoogdieren die hebben zich weten te hand haven in Australie. Zij hebben beide domicilie in Australië continent. En leveren verdere bewijzen van de fascinerende onafhankelijke evolutie van de in dit geïsoleerde gebied levende dieren.
Voortplanting van de monotremata
De eierleggende zoogdieren zijn de primitiefste van alle en zijn nauw verwant aan de reptielen. Zij komen uitsluitend voor in Australië en op Tasmanië en Nieuw-Guinea. De gebieden die vele miljoenen jaren van de rest van de wereld zijn afgesneden geweest als gevolg van het af drijven der continenten. Deze eierleggende zoogdieren zijn de monotremata of cloacadieren. Deze naam danken ze aan het feit dat zij één enkele buik opening hebben een cloaca. Zowel voor de afvoer van afval stoffen van het lichaam als voor de geslachtelijke gemeenschap. Wat dit betreft komen ze over een met de vogels en de reptielen. Terwijl de andere zoogdieren twee openingen hebben.
Slechts twee families
De monotremata vormen de enige orde in de subklasse van de prototheria van de zoogdieren de Latijnse naam is mammalia. Tegenwoordig bestaan er nog maar twee families. Het vogelbekdier de Latijnse naam Ornithorhynchus anatinus en de mierenegels. De gewone mierenegel de Latijnse naam is Tachyglossus aculeatus en de vachtegel Latijnse naam is Zaglossus bruijni.
Uit de fossiele
Er zijn fossiele skeletten gevonden die dateren uit het pleistoceen tijd. Dat Slechts 2 miljoen jaar geleden in vergelijking met de 70 miljoen jaar geleden. Dat de zoogdieren op aarde bekend zijn uit die tijd. De geleerden zijn van mening dat de cloacadieren van de ‘hoofdstroom’ der zoogdieren zijn. En eveneens zoogdieren-ontwikkeling zijn afgescheiden al spoedig nadat de eerste zoogdieren evolueerden. Een studie van de hersenen en de skeletten der monotremata wijst tevens uit. Dat zij in vroegere stadia verwant geweest moeten zijn aan de buideldieren is de Latijnse naam marsupialia. De vrouwelijke mierenegel ontwikkelt tijdens het broedseizoen een rudimentaire
broedbuidel.
Hoewel er veel verschillen bestaan tussen mierenegels en vogelbekdieren. Zijn er toch nog meer punten van overeenkomst. Beide hebben rib systemen en ledematen in het lichaam. Die wat samenstelling betreft veel overeenkomst
vertonen met die van reptielen. Ook leggen ze eieren net als de meeste reptielen die ook eieren leggen. De mierenegel broedt ze uit in haar buidel. Terwijl het vogelbekdier een nest maakt.
De jonge dieren van de monotremata
Wanneer de jongen uit de eieren zijn gekomen. Worden ze gezoogd op de manier van zoogdieren. Maar de melk klieren hebben geen tepels en zien er uit als veranderde zweet klieren. De volwassen dieren van de cloaca dieren hebben geen tanden. Zo heeft het jonge vogelbekdier in het begin melk tanden. Die echter nadat ze zijn uit gevallen niet vervangen worden. Beide soorten hebben snavels. Die van het vogelbekdier lijkt op de snavel van een eend. Die van de mierenegel is puntiger en geschikter om er mieren mee te zoeken. De pas geboren jongen hebben een zeer korte snavel. Die ze in staat stelt de melk van de moeder te drinken .
Het vogelbekdier heeft domicilie in Zuidoost Australië continent. De gewone mierenegel leeft in Australië en ook in Nieuw-Guinea. Terwijl de vachtegel alleen op Nieuw-Guinea voorkomt.
Geslachten monotremata
Tachyglossus met twee soorten rechtsnavelige mierenegels.
T. aculeatus of Australische mierenegel die leeft ook op Nieuw-Guinen en
T. setosus of Tasmaanse mierenegel. Zaglossus met drie soorten kromsnavelige mierenegels, iets groter (max. lengte 75 tot 80 cm)
Ook wel vachtegels genoemd worden. Z. bartoni of zwartharige vachtegel.
Z. bubuensis, witstekelige vachtegel. Alle drie woonachtig op Nieuw-Gujnea en enkele omliggende eilanden.
De Australische mierenegel. Ta chyglossus aculeatus. Die woont in lichte bossen maar ook in struik savannen en rots savannen. Waar veel mieren en termieten Ie vinden zijn. Deze stevige diertjes schijnen tot vijftig jaar oud te worden.
Ornithorhynchidae 1 soorten ook 1 geslacht van hert dier De wetenschappelijke naam van dit dier is de Ornithorhynchus anatinus. En dat betekent met een snavel als een eend. Dit is inderdaad de beste beschrijving als we de kop van het vogelbekdier zien. De brede en platte maar ook iets gekromde bek die langs de rand voorzien van schuine groeven. Vooral vormt een zeer praktisch hulpmiddel wanneer dit dier op zoek is naar zijn voedsel. Zoals worme maar ook kleine water diertjes. Die op de modder bodem van vijvers en rustige rivieren.